Op het randje. Niet erover, niet ervoor. Nee: er precies op. Dat is de balans die zitskiër Jeroen Kampschreur (19) altijd zoekt. In het Sloveense Kranjska Gora en Italiaanse Selle Nevea wist ‘ie het randje vijf keer te vinden. Vijf keer startte hij tijdens de WK en vijf keer kwam hij als aller-allersnelste beneden. Eigenlijk maar één vraag: hoe dan?

Op de afdaling – gezien zijn gewicht niet Kampscheurs favoriete onderdeel – bleef de nummer twee binnen een seconde van de wereldkampioen. Op de reuzenslalom was het gat een krappe twee seconden. Op de slalom bijna vier. Drie tellen in de Super G en een dikke twee seconden na de supercombinatie. Het zijn lichtjaren in de skiwereld. Op de wereldkampioenschappen was er in het zitskiën dit jaar maar één de beste: Jeroen Kampscheur.

“Mijn techniek is mijn kracht”, vertelde hij al een jaar geleden, aan de vooravond van zijn eerste Paralympische Winterspelen. “Concurrenten kijken hoe ik dingen doe. Ik ski speels, kan met mijn heupen dingen die anderen niet kunnen. Vergeleken met mensen met een dwarslaesie heb ik heel veel heupfunctie. Natuurlijk wordt dat wel verrekend in de tijd aan de finish. Ik krijg de grootste tijdsaftrek, omdat ik de meeste functie in mijn benen heb. Maar als het een steile piste is, en het is ijzig, kan ik daar goed mee omgaan.”

Lees verder onder de foto …

Foto: Luc Percival/IPC

Technische nummers
Dat hij op de technische onderdelen – reuzenslalom, slalom en supercombinatie – goed uit de voeten kan, bewees de 19-jarige Nederlander al twee jaar geleden door op die drie disciplines wereldkampioen te worden. Zijn overwinningen in de Super G en afdaling waren dit jaar een verrassing. “Dit had ik niet verwacht, ik had nog nooit een wereldbeker op de afdaling gewonnen”, lachte hij. Na de Super G ging het in de supercombinatie – een klassement over Super G en slalom – nog bijna mis. “Ik had zoveel voorsprong (ruim 3 seconden, RW) en wist dat ik niets geks moest doen, maar toch vloog ik er bijna uit.”

Gaat Kampschreur dan nooit op safe? Het antwoord is simpel. Nee.

“Ik weet dat ik supersnel kan zijn, als ik op het randje ski en vertrouwen in mezelf heb. Ik zal na een goede eerste run niet ineens heel erg veilig gaan skiën. Natuurlijk, als ik drie seconden voorsprong heb, is het anders. Je hebt standje 100% en standje alles of niets. Met zo’n voorsprong ga ik niet alles of niets, maar moet ik nog altijd hard skiën. Anders ben ik die voorsprong zo kwijt. En ik sta niet aan de start voor een bronzen medaille. ”

Altijd gaan voor goud. Is dat niet de mindset die je als topsporter altijd moet hebben? “Ja”, knikt Kampschreur. “Ik vind van wel. Je moet altijd voor goud gaan. En belangrijker: je moet erin geloven. Je kunt wel roepen ‘ik ga voor goud’ terwijl je weet dat dat nooit gaat lukken, maar dan heeft het geen zin.” De eerste keer dat hij die mindset had, écht geloofde dat hij kon winnen, kan hij zich nog goed herinneren. “Dat was tijdens de World Cup in Sankt Moritz, in 2016. Ineens stond ik na de eerste slalomrun eerste. Voor alle grote mannen. In de tweede run crashte ik, maar ik niet eens heel teleurgesteld. Ik wist: mijn kans komt nog wel. Een dag later flikte ik het wel en won ik.”

Lees verder onder de foto …

Foto: Luc Percival/IPC

Raceplan
Vijf keer WK-goud winnen is niet zo makkelijk als vijf keer knetterhard jezelf naar beneden storten van een berg af. Het komt allemaal neer op een goed, vooraf bepaald raceplan. “Daarom verkennen we de piste goed, kijken we hoe de omstandigheden zijn”, legt Kampschreur uit. “Het raceplan dat ik dan samen met mijn coaches maak, is het belangrijkste. Voor ik start, weet ik al wat ik ga doen. Met een goed plan kun je goud winnen. Met een verkeerd plan kun je in één bocht verkeerd uitkomen en al twee seconden verliezen. Weg goud.”

Het klinkt allemaal heel berekenend en nuchter. Alles is uitgedacht… Raceplan… Is Kampscheur dan nooit onzeker? “Natuurlijk sta ik soms bovenaan een piste met het idee: shit, ik weet het niet meer. Dan ben ik niet zeker van mijn plan, ligt de piste er toch net anders bij of zijn er andere factoren waar ik geen rekening mee heb gehouden. Dan moet je je plan tijdens de race aanpassen. Daar trainen we het hele jaar voor, om in een splitsecond een goede beslissing te kunnen nemen. We zoeken in trainingen de uitdagingen op om uiteindelijk in een wedstrijd zo goed mogelijk te zijn.”

Ontevreden
Zo goed mogelijk was Kampschreur dit jaar zeker. “Nu op naar de Paralympische Spelen over drie jaar”, keek hij vooruit. Want dát is het podium waar de Leiderdorper wil stralen. Vorig jaar lukte dat, met goud op de supercombinatie. Maar achteraf moet hij bekennen dat hij daar toch niet helemaal tevreden mee was. Er had meer in gezeten. “Ik kwam daar als drievoudig wereldkampioen, vandaar. Maar dit is een hele mooie revanche.”

Het was in Pyeongchang misschien de druk van het moeten. Al toen hij 12 jaar was, had Kampscheur een droom: een gouden paralympische medaille. “In welke sport wist ik toen niet. Ik deed zoveel; naast zitskiën heb ik gezeild, deed ik rolstoelhockey en -basketbal en heb ik gezwommen. Hoe precies wist ik niet, maar een paralympische medaille móest en zóu ik halen. Dat is het hoogst haalbare. Als je er écht bij wilt horen, moet je dáár goud winnen. Ik heb veel gedaan waar ik heel trots op ben. Maar dat goud móest gewoon van het verlanglijstje af.”

Dat is vorig jaar gelukt. Het goud is van het verlanglijstje af. De druk van het moeten is weg. Het kan in 2022 in Beijing alleen nog maar mooier worden.