Acht jaar geleden kwam Stefan Boersma als een stil mannetje binnenwandelen bij de KNVB. Hij was als keeper van SC Joure gescout tijdens een talentdag. Via de CP-teams Onder-17 en Onder-19 kwam hij niet veel later in de A-selectie terecht. Van dat stille is bij de geboren Fries nog weinig over.

CP-voetbal is een wat vreemde eend in de paralympische bijt. Sinds 1984 staat de sport op het paralympische programma, maar voorlopig is Rio 2016 de laatste keer. Over twee jaar mogen de CP-voetballers niet naar Tokio. Tegelijkertijd is de sport wél in de running om in 2024 terug te keren op het programma.

Wat betekent die niet-paralympische status voor jullie?
“In de jaren voor de Spelen in Rio trainden we fulltime op Papendal. Dat betekende veel voor het niveau waarop we speelden. Nu we niet meer tot de ‘paralympische familie’ behoren, is de intensiteit van trainen veel minder. De voorzieningen in Zeist zijn net zo goed, maar we trainen maar een keer in de week of zelfs om de week met het nationale team. De geldkraan is gewoon een heel stuk dicht gedraaid.”

Lees verder onder de foto.

Archieffoto: Mathilde Dusol

En jullie zijn ook je A-status kwijt.
“Ja, inderdaad. Dat betekent dat we onze vaste inkomsten vanuit NOC*NSF kwijt zijn. Een aantal jongens heeft daardoor de keuze gemaakt om te stoppen en andere jongens moeten er nu bij werken. Ik ook. De meesten zijn gelukkig doorgegaan en combineren het nu met school of werk.”

Zelf twijfelde Boersma (23) ook. Zijn droom om in actie te komen op de Paralympische Spelen in Tokio, in 2020, spatte uiteen toen CP-voetbal paralympisch geschrapt werd. Hij probeert naar een andere sport over te stappen om daar wél de Paralympische Spelen te halen, maar dat bleef zonder resultaat. Hij vertelt: “De motivatie voor zo’n nieuwe sport moet wel 100% zijn. En dat was het niet. Voetbal blijft toch echt mijn favoriete sport. Dus ben ik blijven voetballen. Zolang ik het kan blijven combineren met mijn werk, ga ik door.”

Die passie voor CP-voetbal, waar komt die vandaan?
“Het is nooit saai. Er wordt altijd gescoord, er is bijna nooit een 0-0. Het spel gaat sneller, doordat het veld wat kleiner is én omdat er geen buitenspel is. Als keeper ben ik het verlengstuk van de coach in het veld. Ik heb van achteruit het overzicht. Mijn uitdaging is om door het team goed te coachen geen schot op doel te krijgen. Als keeper hoef ik dan niet echt in actie te komen, maar het coachen is voor mij ook heel intensief.”

Ik probeer nu ook de aanval te coachen. Misschien doe ik inderdaad te veel. Maar ik ben in elk geval niet meer te stil in het veld!

Je doel schoonhouden is één, maar kun je het team ook naar doelpunten coachen?
“Ja, dat is misschien nog een beetje het manco bij mij. Ik probeer ook de aanval te coachen, dat moet ik misschien niet doen. Maar zeker als je achter staat, wil je graag winnen. En dus bemoei ik me ook daarmee.”

Doe je dan niet eigenlijk te veel?
“Misschien wel. Toen ik net bij het Nederlands team zat, zei ik niks in het veld. Tot de keeperstrainer een keer zei dat ik mijn mond moest opentrekken. Nu doe ik dat misschien iets te veel.”

Afgelopen woensdag zijn voor jullie de Europese kampioenschappen in eigen land, in Zeist, begonnen. Jullie wonnen met 4-2 van Duitsland, je stond in de basis. Vanavond spelen jullie tegen Denemarken. Wat zijn jullie verwachtingen eigenlijk dit toernooi?
“Gezien de relatief gunstige loting (Oranje treft naast Duitsland en Denemarken ook Noord-Ierland en Ierland in de groepsfase, RW.) willen we de halve finale halen. Of we daarna de finale kunnen halen, is afhankelijk van de vorm van de dag. We gaan in elk geval voor een medaille. Onze concurrenten? De usual suspects… Oekraïne, Rusland, Engeland is goed bezig en onze angstgegner Ierland.”