(Leestijd: 5.26 min) Tot Pyeongchang 2018 won Nederland elf paralympische wintermedailles. Tien daarvan met nordic skiën. Toch doen we sinds 2002 niet meer mee aan langlaufen en biatlon. Wordt het niet de hoogste tijd? Paralympisch kampioene Oksana Masters denkt van wel.
Lees verder onder de foto.
De paralympische langlaufers – vooruit, ik zal ze crosscountryskiërs noemen – en biatleten komen deze weken in actie in het Alpensia Biathlon Center. Dat op dagen dat er niet geschoten wordt en wel geskiet overigens omgedoopt wordt tot Cross Country Skiing Center. Nederland doet daar niet mee, we zijn er al sinds 2002 niet meer bij. Eigenlijk vreemd, want verreweg het grootste aantal wintermedailles wonnen ‘we’ in de noordse skisporten.
In 1994, 1998 en 2002 bezorgde Marjorie van de Bunt Nederland eigenhandig tien paralympische medailles in langlaufen en biatlon (foto). Om dit bijzondere aantal nog wat kracht bij te zetten: in totaal won TeamNL in de geschiedenis elf wintermedailles. De gouden plak van snowboardster Bibian Mentel (Sochi 2014) was tot deze Winterspelen de enige medaille die in een andere sport werd gewonnen.
Curling, ijshockey; die sporten hebben we in de sportgeschiedenis nooit gedaan op de Paralympische Spelen. Maar waarom doen we niet meer mee aan de noordse nummers? Zittend, staand of visueel beperkt, het kan allemaal. Maar we doen niet mee. En dat is, om met kersvers paralympisch kampioene Oksana Masters te spreken: too bad. “Jullie hebben in Nederland ontzettend goede handbikers en wheelers. Die sporten zijn ideaal te combineren met nordic skiën”, vertelt ze. Letten jullie op Jetze, Geert en Kenny? Oksana heeft het over jullie!
“Jullie hebben in Nederland ontzettend goede handbikers en wheelers. Die sporten zijn ideaal te combineren met nordic skiën”
Vorig jaar won de Amerikaanse vier gouden medailles tijdens de wereldbekerfinale in Alpensia, waar ze nu jaagt op paralympisch goud. De Amerikaanse is een multitalent. Ze roeide op de Paralympische Zomerspelen, handbiket en wheelt op redelijk niveau en nu hoort ze op elke afstand tot de favorieten voor goud in de sneeuw. “Na de Zomerspelen in Londen (2012) kreeg ik de kans om het uit te proberen tijdens een skikamp. Ik kon nog geen honderd meter skiën zonder om te vallen, maar ik was toch direct verliefd op de sport. Eén van de leukste dingen vind ik dat de omstandigheden altijd anders zijn. Zelfs van start tot finish kan het anders zijn. In de eerste ronde een ijzig parcours, een rondje later veel zachtere sneeuw. Dan moet je echt zoeken naar de snelle sneeuw. Wie daar het best mee omgaat, wint. Het is fysiek zwaar en ook mentaal vraagt het veel van je als sporter. Dat vind ik een mooi aspect.”
Een heel dorp
Oksana, geboren Oekraïense, prijst met name haar US Paralympic Nordic Skiing Team. “Omdat we veel met elkaar trainen, wordt iedereen beter”, legt ze uit. “We steunen elkaar, pushen elkaar keer op keer om beter te worden, onze technische staf en de ‘waxmannen’ zijn de beste in de wereld. Ja, natuurlijk is het een individuele sport. Maar je hebt wel een heel dorp nodig om goed te presteren. Je bent afhankelijk van iedereen. Het is leuk als ik zelf een goede race heb, maar als mijn teamgenoten dat ook hebben, is het nóg leuker. Dat geeft een prestatie nog meer glans.”
De 28-jarige Amerikaanse kan in tegenstelling tot een aantal concurrenten al haar rompfuncties nog gebruiken, maar verreweg de meeste kracht komt uit haar armen. “Zeker op de klimmetjes vraagt het ontzettend veel”, erkent ze. “Eigenlijk van je hele lijf.” Voor Oksana haar verhaal doet, heb ik haar in actie gezien. Met lange halen verpulvert ze de concurrentie. Waar Olympisch langlaufen nog wel eens langdradig wil zijn – zeker de 50 kilometer; daar hoef je me echt niet voor wakker te maken, oogt dit flitsend, snel, krachtig en stoer. Het gaat in elk geval sneller dan ik gedacht had. De sprint – voor de zitters een afstand van vijf kilometer – is in minder dan een halfuur voorbij. Ik ben vanaf mijn positie langs het parcours zelfs niet op tijd terug bij de finish om de Amerikaanse te zien winnen.
Biatlon
Geschoten wordt er niet vandaag, maar biatlon is volgens Oksana nog competitiever. “Daar kan echt alles gebeuren. Als je goed skiet, maar vervolgens slechts schiet, kun je zomaar een paar plaatsen zakken. En andersom kun je met een goede schietbeurt ook zomaar weer aan kop liggen. Uithoudingsvermogen, kracht – fysiek en mentaal, beheersing over je lichaam, de rust vinden om gericht te schieten; je hebt het allemaal nodig.”
Met schieten heeft ze een soort haat-liefdeverhouding: “Als het goed is, is het goed. Maar als het niet lukt, is het enorm frustrerend. Je hebt van die dagen dat het gewoon niet lukt. Daardoor zie je bij ons ook zelden dezelfde winnaars, of precies hetzelfde podium. Het is elke dag weer anders. Voor het publiek maakt dat het ook heel interessant: van dag tot dag, maar zelfs van ronde tot ronde. Je kunt snel stijgen en snel zakken.”
Geen afleiding
Wat anderen om haar heen doen, daar probeert ze niet op te letten. “Ik focus niet op de andere sporters; ik kan alleen maar iets doen aan hoe ik er technisch voorsta. Ik ken het parcours, probeer de technische dingen zo goed mogelijk te onthouden en daaraan te werken.”
Trainen gebeurt uiteraard veel in de sneeuw, maar kan in de zomer ook op rollerski’s – Oksana houdt er niet van, maar het kan wel – of op een loopband. En zelfs op een crosstrainer, of fietsen, is onderdeel van de trainingsarbeid. “En wielrennen is heel groot in Nederland”, weet Oksana. “Jullie hebben op dat gebied ook heel erg goede paralympiërs, dus volgens mij moet er voor hen een combinatie te maken zijn met nordic skiën.”
Oké, Jetze, Geert en Kenny. Oksana zegt het nu al twee keer … Wanneer gaan jullie beginnen?