Topsport is geen 9-tot-5-baan, maar het is wel werk. Dat weet rolstoelschermster Elke van Achterberg (20) maar al te goed. Hoewel ze hard op weg is naar de Paralympische Spelen, is het financieel niet altijd even makkelijk.

Elke begint in 2012 met rolstoelschermen. Een jaar daarvoor is haar zenuwstelstel beschadigd geraakt. Wat een ongelukkige koprol leek, met een gebroken teen tot gevolg, zorgde ervoor dat ze 24 uur per dag met pijn moest leven, nauwelijks sliep en in een depressie terechtkwam. Rolstoelschermen helpt haar erbovenop. Ze vertelt: “Schermen was iets dat ík leuk vond, niet iets dat ik moest doen van een leraar of een arts die mij en mijn pijn niet begreep.” Vier jaar na die koprol vindt ze een arts die haar wél begrijpt en ermee instemt haar linkerbeen te amputeren. De pijn is voorbij.

Als rolstoelschermster gaat het in de tussentijd enorm snel. Als 13-jarige schermt ze al haar eerste World Cup, terwijl je daar officieel 14 jaar voor moet zijn. “Dat was het moment dat ik dacht: ik wil naar de Paralympische Spelen. Ik wil de allerbeste worden. En dat doel heb ik nog steeds.” Maar omdat ze de eerste Nederlandse is die rolstoelschermen serieus neemt, gaat dat niet makkelijk. Ze wint zes individuele medailles op junioren-WK’s en wordt in 2014 wereldwijd verkozen tot ‘Sporter met de meeste potentie’. Tot steun komt het niet. Rolstoelschermen is geen zogenaamde focussport bij NOC*NSF; de sportkoepel steunt soms ook individuele sporters ‘als de breedtesport groot genoeg is’. Dat is niet het geval. Zelfs een talentstatus van schermbond KNAS zit er niet in. “Die status is niet meer dan het stempel ‘talent’. Je krijgt geen financiële steun ofzo”, legt Elke uit. “Ik wilde die status puur omdat het makkelijker zou zijn om sponsors te vinden. Ik was geen Nederlands kampioen, omdat er geen kampioenschap bestaat. En ik had geen status van NOC*NSF of de schermbond, want die kreeg ik niet. Ja, dan nemen bedrijven me niet serieus.”

Foto: Mathilde Dusol

OVERSTAP NAAR TURKIJE

Elke wil in 2016 naar de Europese kampioenschappen, om daar te leren van de allerbesten. De KNAS wil haar niet sturen, omdat ze geen potentiële top-10-schermster is. “In die tijd had ik met de Turkse bondscoach al eens gegrapt of ik niet voor Turkije zou kunnen schermen. Zij wist dat mijn opa Turks was en ik dus een dubbele nationaliteit heb”, legt Elke uit. “Toen de KNAS me niet naar de EK wilde sturen, zijn we er serieus over gaan praten. Uiteindelijk was het simpel: als Nederland toestemming zou geven, wilde Turkije me heel graag in hun team hebben. En vlak voor die Europese kampioenschappen ben ik overgestapt.” Saillant detail: Elke eindigt op die EK in de top-10; precies de eis van de KNAS om haar überhaupt uit te zenden.

De overstap naar Turkije is nooit om financiële redenen gebeurt, benadrukt Elke. “Het is nooit vervelend geweest, nooit ‘doei, ik ben weg’ tegen de KNAS en het ging ook nooit om geld. Ik ben altijd zelf bezig geweest met het binnenhalen van geld en sponsoren, maar met een beetje meer waardering vanuit de bond was dat makkelijker geweest. Achteraf zie ik wel: voor de KNAS kwam ik te vroeg en te snel. Gelukkig voor mijn opvolgers weten ze nu wel hoe ze met het rolstoelschermen om moeten gaan.”

Foto: Mathilde Dusol

TROTS

Als scherm-Turkse gaat er een totaal nieuwe wereld voor Elke open. “Iedereen is trots: de schermbond, het paralympisch comité, de media … Eigenlijk het hele land”, glundert de voormalig nummer 1 op de juniorenwereldranglijst. “Als je in Nederland een medaille wint op een jeugd-WK, stuur je een persbericht naar veertig kranten en plaatst het lokale blaadje er misschien iets over. In Turkije is het totaal anders: ik heb een interview met één krant en een dag later staat het in meer dan veertig kranten door het hele land. En dat zie ik ook terug op mijn social media. Heb ik er in een dag tachtig volgers bij, ga ik even zoeken en blijkt dat ik weer ergens in de krant heb gestaan. Dat soort aandacht opent zóveel deuren, ook richting sponsoren.”

Want hoewel ze nu officieel deel uitmaakt van het Turkse team, financiert ze buiten een groot deel van de wedstrijden en trainingsstages haar topsportcarrière zelf. “Dat zou anders zijn geweest als ik in Turkije zou wonen, maar omdat ik in Amsterdam woon en train, moet ik mijn trainers zelf betalen, net als de contributie van mijn club, fysiotherapie, mentalcoaching; alles. Dat heeft dus financieel nadelen, maar ik zie vooral de voordelen. In Turkije zou ik met de mensen werken die de Turkse bond heeft gekozen. Dat zijn goede mensen, maar nu heb ik het team dat voor mij het állerbeste is. Mijn team heb ik zelf gecreëerd. Mensen die mij beter willen maken, dat echt met mij bezig zijn.”

BABYSITTER

Om haar sport te bekostigen, klust Elke bij als babysitter. “Ik vind kinderen heel leuk, dus voelt het niet als iets dat moet”, legt ze uit. “Het is heel flexibel, dus voor mij de makkelijkste manier om werk te combineren met fulltime sport. Natuurlijk: ik zou wel een vaster baantje willen. Maar het moet wel combineren met het schermen. En dat is gewoon lastig.” Zou ze dan niet het allerliefst helemaal fulltime sporter zijn? “Ja, natuurlijk”, zegt ze direct. “Maar financieel lukt dat nog niet. Met een of twee grote sponsoren erbij zou het zoveel makkelijker zijn. Nu kost het me veel tijd om sponsoren te zoeken en is het een optelsom van kleine bedragen. Als ik me volgend jaar kwalificeer voor de Paralympische Spelen, zal dat ongetwijfeld nieuwe deuren openen.”

Foto: Mathilde Dusol