“O, wat erg. Wat was dit slecht. O, o, o. Zes matchpoints verprutst. Zes! Hoe kan ik nou zó de Australian Open winnen? Dat hoort toch veel overtuigender, veel makkelijker te gaan? Zo mag ik me geen kampioen voelen. Ik moet toch makkelijker winnen als ik de beste ben? Helemaal van haar! Nou, nou, knap hoor.
Gefeliciteerd? Bedankt. Zo knap vind ik het niet! Ja, het is wel een mooie beker. The Errol Hyde Trophy, lees ik. En ik sta daar nu op als winnares. Als vierde Nederlandse. Esther, Esther, Korie en dan nog zeven keer Esther. Eén keer Sharon tussendoor. Dat heb ik mooi geflikt! Gaaf. Ja, wel gaaf.
Straks word ik nog een keer gehuldigd. Op Garden Square, waar alle tennisfans de wedstrijden van de Australian Open op een groot scherm kunnen volgen. Dat plein is het hart van Melbourne Park. Ik word in het zonnetje gezet als enkelspelkampioene, maar ook samen met Jiske, want we hebben het dubbelspel gewonnen. Dat is gaaf.
Terwijl we samen op de huldiging staan te wachten, tikt Marc me aan. “Gefeliciteerd Aniek, je bent vanaf maandag de nummer 1 van de wereld!” Ik? Nummer 1? Ik zeg iets van: “O, nou mooi.” Daar ben ik nou helemaal niet mee bezig. Ik wist wel dat het kon als ik dit toernooi zou winnen. Esther heeft al sinds de Paralympische Spelen van vorig jaar niet gespeeld en heeft dus veel punten op de wereldranglijst verloren. Maar ja, als die straks na haar lange vakantie weer begint, wordt ze gewoon weer nummer 1. Dan zijn wij lekker op dreef, winnen we onze toernooitjes en komt zij terug: tik, tik, tik, doei! Dus dat ik nu nummer 1 ben … Lekker belangrijk.
Vanmorgen was het allemaal nog heel ontspannen. Rustig wakker worden, heerlijk ontbijten. Met goede koffie, zoals altijd. Dat heb ik nodig, anders word ik niet wakker. En daarna naar Melbourne Park. Ik geniet van het ritje door de stad naar het tennispark. Melbourne is een wereldstad, maar het voelt ook als een dorp. De mensen zijn vriendelijk, het weer is zalig. Ja, als ik ooit ergens anders wil wonen dan in Nederland, is het wel hier.
Ik rol het blauwe hardcourt op van een van de trainingsbanen en ga met Freek inspelen. Eerst minitennis, dan lange ballen, crosshoeken, serveren; we spelen een paar punten en dan moet het goed zijn. Ik berg mijn rackets weer op in mijn tas. Achter me hoor ik ineens, met een fout Duits accent: Jawohl. Aniek von Koot gegen die Sabien. Aus Deutschland. Freek is in de umpirestoel geklommen. Ik moet er vreselijk om lachen, doe het bijna in mijn broek. Vooral omdat hij niet doorheeft dat het microfoontje op die stoel aanstaat. Iedereen op het park kan het horen.
Het breekt even de spanning die ik voel voor deze finale. Ik kan hem winnen. In eerdere finales was dat wel anders. Dan stond Esther Vergeer aan de andere kant van het net en wist ik: zilver is het maximaal haalbare. Nu niet. Sabine Ellerbrock moet ik verslaan. Ze is vijftien jaar ouder dan ik. We hebben al achttien keer tegen elkaar gespeeld en zij heeft pas twee keer gewonnen. Daar komt vandaag echt geen verandering in.
Na het inspelen volg ik mijn gebruikelijke routine. Een korte voorbespreking. Waar liggen haar zwakke punten, waar moet ik op letten, welke ballen moet ik slaan om haar in de problemen te brengen? Aad kent alle speelsters en hun zwaktes door en door. Wat wil je ook, met zoveel jaar ervaring? Hij is al bijna vijftig jaar tennistrainer en heeft rolstoeltennis in Nederland op de kaart gezet.
Daarna verdwijn ik de lockerroom in. Tijd voor mezelf, daar hoef ik niemand bij te hebben. Rackets in orde maken, omkleden, mijn haar doen. En natuurlijk muziek op mijn oren: Spice Girls, Vengaboys, Jan Smit, Mental Theo, Het Foute Uur. Als het maar vrolijk en een tikkie fout is. Dat vind ik heerlijk. Tot ik omgeroepen wordt.
Miss Van Koot, miss Ellerbrock, please report to the players desk for your escort to court.”
Verder lezen?
Dat kan. Ik schreef het verhaal van Aniek in op in het boek PANIEK. Je kunt het boek bij mij bestellen (19,95, gratis verzending). En dan zorg ik dat je snel verder kunt lezen!