Over precies een jaar schieten de Paralympische Spelen in Parijs van start. De vraag die de komende 366 dagen (schrikkeljaar) vaak gesteld zal worden: hoeveel medailles gaan we winnen? Een oninteressant gegeven, zegt chef de mission Esther Vergeer stellig. Ze verduidelijkt: ‘Daar hebben we geen directe invloed op.’

Om toch íets over de prestaties te zeggen, komt Vergeer met iets vaags, erkent ze ook zelf. ‘We gaan waarschijnlijk met ongeveer dezelfde sporters als naar Tokio. Wie daar kansrijk was, is dat nu waarschijnlijk nog.’ In Tokio wonnen de Nederlandse parasporters in totaal 59 medailles. 25 goud, 17 zilver, 17 brons. Dus mogen we in de Franse hoofdstad iets soortgelijks verwachten. Ook Eelke van der Wal vindt de precieze aantallen niet zo interessant. Hij is prestatiemanager paralympische sport bij NOC*NSF; zet zich nota bene in voor dat goud, zilver en brons. En toch: ‘Het gaat over het grotere plaatje. We willen perspectief bieden aan kinderen met een handicap, willen van Nederland een mooier, inclusief land maken. Wie dan uiteindelijk de Paralympische Spelen haalt en of dat vervolgens weer een medaille oplevert, is van minder belang.’

Doelstelling
De doelstelling die Vergeer en Van der Wal voor Parijs 2024 hebben, had het team drie jaar geleden ook. Toen gooiden corona en de strenge regels in Tokio roet in het eten. Vergeer licht toe: ‘Ik zie echt kansen om de paralympische sport beter of verder te positioneren dan de afgelopen jaren. Het voorbeeld daarvoor is Londen 2012. Toen heeft de sport écht een boost gehad qua prestaties en qua bekendheid in Nederland. En ik denk dat we aan de vooravond staan van wéér een kans om dat te doen. De sport heeft in de afgelopen 12 jaar een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Dat mag gezien en gehoord worden. De nieuwe generatie sporters moet op het netvlies komen van iedere Nederlander. Zodat hij of zij mee wil op de paralympische trein.’

Esther Vergeer in 2021 met vlaggendragers Fleur Jong en Jetze Plat (foto: Mathilde Dusol)

Op die weg naar een nieuwe blik is het – vindt Vergeer – lullen als Brugman. Ze praat met media, bedrijven, tal van organisaties … ‘Maar je moet mensen met een nieuwe blik naar de sport leren kijken. Ze vinden er iets van op basis van wat ze eerder hebben gezien – of juist niet hebben gezien. Op basis van ervaring of vooroordelen. En dat moet je veranderen. Hoe? Dan gaat het over geld, over planning, over prioriteiten die nu nog ergens anders liggen. Soms lig ik ’s nachts in bed wakker en denk ik: ben ik de enige die de potentie ziet? Is de wereld er (nog) niet klaar voor? Dat is het negatieve beestje dat dan even langskomt. Maar ik wil het zó graag voor elkaar krijgen. De sporters verdienen dat. Maar je moet andere partijen in mee krijgen: sporters, media, bedrijven, bonden, NOC*NSF, het ministerie van VWS, en, en, en … Iedereen moet het willen.’

Lingo
Gaat het dan helemaal niet om de medailles in Parijs? Toch wel. En ook weer niet, vindt Van der Wal: ‘We willen natuurlijk winnen en op die manier inspireren om het land mooier te maken. We willen maatschappelijke waarde creëren. Dat kunnen boegbeelden van de parasport doen. De paralympische sport heeft de potentie om mensen, kinderen, perspectief te bieden. Het gaat er niet om dat een van de sporters een Bekende Nederlander wordt en bijvoorbeeld bij Lingo mee mag doen. Het gaat erom dat dat kind van 10 een voorbeeld heeft op tv of in de krant en ziet wat er mogelijk is.’

Vergeer, jarenlang succesvol als rolstoeltennisster, ziet het als haar opdracht om de sport een duw in de goede richting te geven: ‘Het is iets waar ik dag en nacht mee bezig ben. Het is onderdeel van me; iets waarin ik graag zou zien dat er een volgende stap gezet wordt. Ik wil samen iets bereiken, wil dat de sport een volgende stap zet. Daar wil ik een rol in spelen.’

Dit artikel is gebaseerd op aflevering 66 van de ParaWatcher Podcast. Daarin sprak ik met Esther Vergeer en Eelke van der Wal over de toekomst van de parasport. De aflevering kun je vinden op alle bekende podcastkanalen, of klik hier om hem op deze website te beluisteren.

Tekst: Robin Wubben