‘De atletiekbaan is mijn thuis, daar hoor ik’ glunderde atlete Fleur Jong nadat ze paralympisch verspringkampioen was geworden. Ondanks dat ze favoriet was, ondanks dat alle druk op haar lag, huppelde ze lachend van de ene na de andere sprong. Ze doet was ze het allerleukst vindt en dat maakt haar ook de beste.

Tekst: Robin Wubben
Foto’s: Mathilde Dusol

Ze vertelt: ‘Ik word heel erg beïnvloed door de sfeer in een wedstrijd. Dus kan ik maar beter de sfeer maken, dan weet ik dat dat goed zit. Ik moet het op de atletiekbaan naar mijn zin hebben. Ik vind dat dat voor iedereen moet gelden, waarom ben je hier anders, maar als ik lol heb, presteer ik goed. Ik moet het voelen, moet mijn lach niet kunnen onderdrukken, kriebels in mijn buik voelen.’ Het tegenovergestelde zorgt voor slechte resultaten. Zodra ze té gefocust is, verkrampt ze. Dan vliegt ze niet zo ver als ze zou willen.

In het – uiteraard lege – Olympisch Stadion vloog ze in haar allereerste sprong het allerverst van allemaal. Pas na 6 meter en 16 centimeter landde ze in het zand. Een schreeuw galmde langs 65.000 stoeltjes, de ploeggenoten en haar coach Guido Bonsen sprongen op. Dit was ver, dit was heel ver en toen het scorebord oplichtte, was duidelijk: dit was een wereldrecord. De toon was gezet. Er ontspon zich een tweestrijd tussen Jong en de Française Marie-Amélie le Fur om het goud. De Nederlandse Marlène van Gansewinkel en Britse Stefanie Reid streden om het brons.

KOELVEST

‘Die 6.16 meter was ver, maar ik was er niet gerust op’, blikt Jong terug. ‘Ik had geen controle over de wedstrijd, wist dat Le Fur die afstand ook kon springen. Dus móest het in mijn ogen nog verder.’ In de vochtige Japanse hitte trok de 25-jarige Nederlandse meteen een koelvest aan, aangegeven door coach Bonsen. Niet toegestaan, volgens de wedstrijdleiding. En dus moest Jong zich op andere wijze koelen. ‘Je mag niks aanpakken vanaf de tribune tijdens een wedstrijd’, erkende Jong ‘Maar tijdens de Olympische Spelen hadden ze die regel vanwege de hitte losgelaten. Dus dacht ik dat het wel goed zat. Helaas. Mijn fout. Gelukkig had ik een handdoek met ijsklontjes om in mijn nek te leggen en ijskoude slush in mijn bidon. Zo heb ik mezelf koel gehouden.’

Foto: Mathilde Dusol

Uiteindelijk blijkt niemand aan de afstand van de Nederlandse te komen. Ook de laatste sprong van Le Fur is nét niet ver genoeg. Ze landt na 6.11 meter. ‘Toen ik haar zag springen, stond ik al klaar voor mijn laatste poging. Ik ben toch eerst even naar het scorebord gaan kijken. Ik wilde wel weten of ik nog een ultieme poging nodig had. Die laatste sprong wilde ik toch nog een heel verre afstand springen, maar helaas was die ongeldig. Het hoort bij het spelletje.’

BIJNUMMER

Het plezier spat van Jong af. De hit van John de Bever – ‘Jij krijgt die lach niet van mijn gezicht’ – lijkt voor haar geschreven. En dat gold ook voor teamgenote Marlène van Gansewinkel. Net als vijf jaar geleden pakte ze paralympisch brons. Met een compleet ander gevoel. ‘In Rio was dit mijn grote, allerbeste onderdeel. Nu is verspringen een bijnummer. Natuurlijk wilde ik wel weer een medaille halen, maar ik wist dat goud normaliter niet haalbaar was. Wat Fleur hier doet, verbaast me niet. Ik wist dat ze dit kon.’ De focus voor de 26-jarige Tilburgse ligt op de sprintnummers: 100 en 200 meter. Daar wil ze presteren. 

EINDELIJK BEGONNEN

‘Maar ik ben wel blij dat de Spelen voor mij nu begonnen zijn. Ik zei het gisteren tegen Guido: ik wilde ruzie maken, wilde actie. Nu is het begonnen en nu moet ik gaan rammen op de sprint. Dat is waar ik goed in ben. En dat rammen doe ik nu ook bij het verspringen, waardoor ik verder spring dan vijf jaar geleden.’

Met een grote lach zegt ze: ‘Fleur heeft het gedaan zoals ze het moest doen en daar ben ik onwijs trots op. En ik heb het ook gedaan zoals ik het moest doen en daar ben ik ook onwijs trots op. Ik heb vandaag precies gekregen wat ik wilde: een medaille om mijn nek en het Wilhelmus op het podium.’

Dit verhaal verscheen eerder in het online magazine van Support Magazine.